Voor goed kunnen zien is meer nodig dan alleen het scherp zien. De verwerking en het begrijpen van hetgeen gezien wordt, vindt plaats in de hersenen. Hoe snel gebeurt dat (verwerkingssnelheid)? Hoeveel energie kost het iemand om te zien? Wat is de kwaliteit van de waarneming? Is er genoeg energie over om een en ander onder woorden te brengen?
Met een visuele screening wordt antwoord gegeven op bovenstaande vragen. Centraal in dit onderzoek staat in hoeverre er sprake is van een goede samenwerking tussen beiden ogen. Gekeken wordt onder meer naar het volgende:
> Visuele discriminatie: het kunnen onderscheiden van letter- en cijfertekens
> Ruimtelijk inzicht: in hoeverre een kind soepel in verschillende richtingen kan werken en deze kent
> Centrale fusie: het samensmelten van het beeld van de individuele ogen tot één consistent beeld
> Oogvolgbewegingen: voor het kunnen lezen moeten de ogen soepel van links naar rechts kunnen bewegen en zonder moeite van woord naar woord kunnen springen
> Convergentie: in hoeverre lukt het beide ogen om goed te richten op hetzelfde punt
> Accommodatie: in hoeverre kunnen ogen zich aanpassen naar ver en dichtbij
> Perifeer zicht: hoe wordt er geschakeld tussen centraal zicht en perifeer zicht
> Dieptezicht
Bij kinderen met leer- en concentratieproblemen (zoals dyslexie) wordt aangeraden een visuele screening uit te laten voeren. Vaak is er onderliggend sprake van nog niet geïntegreerde reflexen. Daarom zal voor verbeteren van de visuele functie – naast visuele training – ook worden gewerkt met MNRI® Reflexintegratie.